Hugo van Belois is sinds 2018 adviseur lucht en geur bij Omgevingsdienst Drenthe. Hij studeerde Milieuhygiëne met als specialisatie luchtkwaliteit aan de Landbouwuniversiteit in Wageningen (tegenwoordig de Wageningen University & Research). Na 40 jaar heeft hij nog steeds volop interesse in zijn vak en gaandeweg het gesprek blijkt dat hij nog volop ideeën en ambities heeft.
Geur- en luchtkwaliteitsproblemen oplossen en voorkomen
Als adviseur lucht en geur wordt Hugo dagelijks bij verschillende zaken op het gebied van luchtkwaliteit en geur betrokken. ‘Ik word ingeschakeld bij ontwikkelingen, planbeoordelingen en vergunningaanvragen van bijvoorbeeld bedrijven die willen uitbreiden of zich ergens nieuw willen vestigen. Als er in die gevallen sprake kan zijn van geurhinder of van het vrijkomen van stoffen die een risico vormen voor de gezondheid of voor het milieu, dan moet dat beoordeeld worden. Denk hierbij aan asfaltcentrales, afvalverwerkende bedrijven, zuivelbedrijven, chemische industrie of veehouderijen. Wij toetsen of de plannen die er liggen, kloppen met de regelgeving en of het bedrijf voldoende maatregelen treft om een minimale milieubelasting en geurhinder te veroorzaken. Op basis van de bevindingen adviseren wij aan onze opdrachtgevers (de provincie en gemeenten) of ze wel of niet kunnen instemmen met de plannen en welke voorwaarden daarbij zouden moeten gelden.’, legt Hugo uit.
Ook wordt Hugo ingeschakeld voor toezicht en handhaving, met name als er sprake is van langdurige geuroverlast of bij verdenking van luchtverontreiniging. Door middel van bronmetingen, rekenmodellen of andere tools bepaalt en beoordeelt hij de luchtkwaliteit of de geursituatie. ‘Het draait in ons werk dus om het voorkomen én oplossen van milieu- en geurproblemen. Daar komt nog bij dat we willen weten wat de actuele lucht- en geursituatie in Drenthe is én dat we op de hoogte willen zijn van de laatste ontwikkelingen in ons vakgebied en de wet- en regelgeving. We willen bijdragen aan het schoon en veilig houden van de luchtkwaliteit in Drenthe en we willen weten waar dat nog niet zo is’, vat Hugo zijn werk samen.
Een gemiddelde, maar constante neus
Het beoordelen of er in bepaalde gevallen sprake is van geuroverlast is lastig, want geur is subjectief. Wat voor de één hinderlijk is, daar heeft een ander geen last van. Het is aan de adviseurs lucht en geur om namens het bevoegd gezag (gemeenten of provincie) vast te stellen of er ‘objectief’ wel of geen sprake is van geuroverlast en daar, samen met de toezichthouders, werk van te maken. Dat kan door getraind te zijn in het waarnemen en herkennen van geuren. Hugo heeft zelfs een ‘gecertificeerde neus’. ‘Ik ruik gemiddeld goed, ik heb een ‘gemiddelde neus’, waarvan is bewezen dat mijn geurwaarneming constant is. Dat betekent, dat als ik ergens ter plekke vaststel dat er sprake is van te veel geur, dan is dat een geloofwaardige waarneming. Vervolgens kan het bevoegd gezag hierop actie ondernemen’, legt hij uit. ‘Door mijn jarenlange ervaring herken ik ook veel verschillende geuren. Variërend van bijvoorbeeld de geur die vrijkomt bij het maken van schuurpapier, tot de specifieke geur van de verschillende stadia van het brouwen van bier.’
De gecertificeerde neus
Om geuroverlast objectief te kunnen beoordelen, is er een methode ontwikkeld om geur te kunnen meten. Die methode is vastgelegd in een Europese standaard voor de gecertificeerde neus, die ook buiten Europa veel wordt gebruikt. Met deze methode is als het ware de gemiddelde neus van de Nederlandse bevolking gedefinieerd. Het is voor de adviseurs lucht en geur en voor de toezichthouders dus van belang om te weten hoe goed hun neus ruikt. Voor het werk hoeft dat geen ‘superneus’ te zijn, maar het liefst een gemiddelde neus, zodat hij of zij ruikt wat een gemiddeld mens ruikt. Vindt een adviseur met een gecertificeerde neus het ook stinken bij iemand die een melding van geuroverlast heeft gedaan, dan is de klacht terecht en kunnen er maatregelen genomen worden. Ruikt deze ‘objectieve’ neus weinig of niets, dan is er mogelijk iets anders aan de hand. De melder kan dan bijvoorbeeld een superneus hebben, kan overgevoelig zijn voor die betreffende geur, of kan klagen om heel andere redenen.
Als organisatie verder ontwikkelen
Omgevingsdienst Drenthe bestaat 10 jaar, hoe kijkt Hugo naar de toekomst? ‘Wat mij betreft kunnen we ons als organisatie op twee gebieden nog verder ontwikkelen. In de eerste plaats moeten we ons meer positioneren als een omgevingsdienst dan als een uitvoeringsdienst. Vaak worden die begrippen door elkaar heen gebruikt, maar ik zie ze als wezenlijk iets anders. Onze missie, voor een schoon en veilig Drenthe, vind ik typisch een missie voor een omgevingsdienst. In mijn optiek is vergunningverlening voor een omgevingsdienst niet het doel maar een krachtig middel om te werken aan de kwaliteit van de leefomgeving’, legt hij uit. ‘Het gaat ons om de omgevingskwaliteit van Drenthe. Hoe zijn bepaalde situaties ontstaan, wat is de stand van zaken in Drenthe en hoe kunnen we zaken via bijvoorbeeld de gemeenten reguleren of dingen zelf oppakken? Om te weten wat écht de stand van zaken in Drenthe is, zouden we veel meer feitelijk moeten meten. Dat is wat mij betreft het tweede gebied waarop we ons, net als elders al wordt gedaan, verder kunnen ontwikkelen. Meer metingen zorgen voor een duidelijker beeld van de luchtkwaliteit en daardoor voor betere adviezen naar onze opdrachtgevers’, bepleit Hugo.
‘Vergunningverlening is niet het doel, maar een krachtig middel om te werken aan de kwaliteit van onze leefomgeving’
Leuk en uitdagend vak
Zoals gezegd is Hugo al bijna 40 jaar actief in dit vakgebied en hij is nog steeds enthousiast over zijn werk. Waarom? ‘Omdat het een leuk en uitdagend vak is en je het ook écht ergens voor doet. Ons werk heeft invloed op de kwaliteit van de leefomgeving in Drenthe en dat is precies waarom ik zoveel jaar geleden milieukunde ben gaan studeren. Het zit in mijn genen.’, klinkt het overtuigend. Naar eigen zeggen behoort Hugo tot de oude garde maar zit hij nog vol ideeën en ambities. ‘Het is belangrijk dat we als adviseurs worden betrokken bij alle lucht- en geurrelevante zaken, om te adviseren over ontwikkelingen en om de juiste randvoorwaarden te kunnen definiëren. Verder hoop ik dat we als organisatie in de toekomst steeds meer zelfstandig kunnen werken aan een schoon en veilig Drenthe.’